Onderhoudend blijspel

-

De meest bizarre typen zijn bewoners van dit huis, waarin je je als toeschouwer al heel vlug afvraagt wat nu de echte wereld is. De wereld van de zwerfster, de aan lager wal geraakte toneelspeler, de junk, de overjarige hoer en de alcoholist? Of die van de keurige buurvrouw Elsbeth Meerman, waar de burgelijkheid vanaf druipt.

‘De Richel’ is de toneelproductie van het Rijsbergs Toneel, die dit jaar driemaal werd opgevoerd. In het eerste uur is er nog weinig sprake van echte verwikkelingen. Het stuk is meer een schets, waarin de spelers alle kans krijgen de genoemde types neer te zetten. Dat valt nog niet mee. De kans op ‘overacting’ ligt op de loer. Nu is Emma de Leeuw als zwerfster een speelster die het gedreutel, het oeverloze gebabbel, het schijnbaar nutteloze gedoe feilloos op de planken zet. Anderen hebben er meer moeite mee. Wouter Hendriks als alcoholist begint té groot, maar komt al spelende beter in zijn rol, die hij uiteindelijk tot de juiste proporties brengt. Harrie Watzeels als aan lage wal geraakte toneelspeler, komt vooral na de pauze als impresario goed tot zijn recht.

Wat opvalt is het contrast tussen decor en kleding. Het decor had qua vormgeving verder doorontwikkeld mogen worden, het was te flets. De kostuums daarentegen waren fraai. Rika, de zwerfster, was perfect gekleed en de pakjes van de hoer Wanda zagen er appetijtelijk uit. Ook het ‘verkeerde pak’ van impresario Eduard was raak gekozen.

Misschien is dit het basisgegeven van het stuk: we willen allemaal een andere rol spelen dan die we hebben. De arme sloebers willen schitteren in de wereld van glitter en glamour en de buurvrouw wil ook op televisie, al is het maar in een tv-spotje voor anti-rimpelcrème. Voor de directrice van het pension, overtuigend gespeeld door Ineke Vogels, blijft niet veel meer over dan een nieuwe plek te zoeken waar mensen geholpen moeten worden.

De dansgroep en de liedjes gaven de voorstelling een luchtige sfeer en zorgden ervoor dat de scènes, die zich in het begin nauwelijks ontwikkelden, nergens inzakten. Na de pauze was er meer sprake van een plot dat afgewikkeld moest worden. Het leek of dit de spelers beter afging, hoewel het spel nu enigszins ten koste ging van de karakteristieke sjeu van de rollen.

De uitbouw voor het toneel en de praktikabels, waar de toeschouwers op zaten, brachten het spel dichter naar het publiek, dat het allemaal wel waarderen kon.